Iedere computer die aan het Internet is verbonden, heeft in principe een eigen adres. Bij het meest gehanteerde versie van het IP protocol, versie 4, zijn dit getallen van 32 bits, die gewoonlijk worden aangegeven in de vorm van 4 gehele getallen tussen de 0 en de 255 gescheiden door een punt. Dus bijvoorbeeld: 194.151.190.74
Het adres bestaat uit een netwerk gedeelte en een lokaal deel (local of host part). Het netwerk gedeelte wordt binnen het Internet gebruikt om de pakketten naar het juiste computernetwerk (van bijvoorbeeld een bedrijf of Internetprovider) te leiden en het tweede deel wordt gebruikt binnen dit computernetwerk om bij de juiste computer aan te komen.
Bij de meeste Internet providers krijgt een abonnee die in logt, een IP-adres toegewezen voor de duur van een sessie. Bij de volgende sessie kan het Internet adres dus weer anders zijn. Bij deze dynamische toewijzing van IP-adressen heeft de provider minder adressen nodig, omdat niet alle abonnees van IP-adres worden voorzien, maar slechts diegenen die ingelogd zijn.
Door het toenemende gebruik van Internet begint er schaarste te ontstaan aan IP-adressen. De nieuwste versie van het IP protocol (IPv6: versie 6) heeft dan ook een adreslengte van 128 bits.
Omdat IP-adressen niet erg gebruikersvriendelijk zijn, wordt er op het Internet gebruik gemaakt van domeinnamen.