Röntgenstraling is een elektromagnetische golf met een golflengte tussen de 0,01 en 10 nm1.
Röntgenstraling is vernoemd naar zijn ontdekker Wilhelm Conrad Röntgen. Op 8 november 1895 experimenteert hij met een buis waarin hij stralen opwekt. De buis is afgedekt met karton, zodat het licht er niet doorheen kan komen en de kamer is donker. Bij het inschakelen van het apparaat ontdekt hij dat een object aan de andere kant van de kamer oplicht. Later ontdekt hij dat hij door deze stralen ook de botten in zijn hand kan zien. Röntgen noemt deze stralen 'X-stralen' (X voor de 'onbekende'). Vooral in het Engels wordt de term X-ray nog steeds gebruikt.
Röntgenstraling wordt met name gebruikt in de medische wereld om foto's van botten of tumoren te maken. Röntgenstraling dringt namelijk door de zachte delen van ons lichaam heen, maar niet door botten. Om een röntgenfoto te maken wordt straling door weefsel gezonden en aan de andere kant opgevangen op een fotografische plaat. Daar waar de dichtheid van het weefsel het dichtst is, dringt de straling minder goed door en laat de plaat dus relatief onberoerd. Botten en tumoren zijn meestal dan ook zwart op zo’n afbeelding.
Door gebruik te maken van een contrastvloeistof kunnen ook foto's gemaakt worden van bijvoorbeeld bloedbanen of de darmen. Een contrastvloeistof od een vloeistof die bestaat uit stoffen met een grote dichtheid die de straling niet doorlaat.
Röntgenstraling behoort tot de zogenaamde ioniserende straling.
1Nanometer; een nanometer is 1 miljoenste van een milimeter. (Terug)